Sinds 1 januari 2022 moet er per gebouweenheid een EPC opgesteld worden en is het niet meer toegelaten om een niet-residentiële eenheid te integreren in het EPC van een wooneenheid of omgekeerd. De definitie van een gebouweenheid is vastgelegd in het Energiebesluit. Er zijn echter enkele uitzonderingen die volgens deze definitie als twee afzonderlijke eenheden beschouwd kunnen worden, maar die toch één gebouweenheid vormen, zoals ‘handelswoonsten’ of ‘woningen met complementaire functie’.
Hierbij zijn de woning en de handels- of praktijkruimte dienstbaar aan elkaar. De gemeente zal in deze gevallen geen afzonderlijk adres toekennen. Er kan dus maar één EPC opgesteld worden.
Het is de hoofdbestemming van de gebouweenheid die bepaalt welk type EPC er moet opgesteld worden. De hoofdbestemming wordt bepaald op basis van de bruikbare vloeroppervlakte.
Kijk dus steeds na welke adressen er gekoppeld zijn aan het gebouw en vraag na bij de eigenaar of de gemeente op welke manier dit vergund is. Als het effectief over meerdere gebouweenheden gaat en de informatie in het Gebouwenregister niet correct is, kan je dit melden aan het VEKA. Je geeft hierbij aan welke gegevens ontbreken en stuurt ook een situatieschets of plan van elke verdieping mee waarop de circulatie (toegangen, interne circulatie) en voorzieningen (keuken, badkamer, toiletten) aangeduid zijn. Het VEKA neemt dan contact op met de gemeente en laat weten wat zij besloten hebben en hoeveel en welke EPC’s moeten worden opgemaakt.
Meer informatie kan je vinden in deze publicatie van het Vlaams energie- en klimaatagentschap.